Haar vader is ruim veertig jaar dood, misschien al vijftig jaar. Iemand maakt subiet een aantekening in haar dossier: ‘Tegen mevrouw zeggen dat haar vader hier niet kan komen’. Als we buiten staan, zegt mijn vader: “Ik weet me soms geen raad.”Ze wil dood, weten we. Maar dat mag niet, dat kan niet. Ze kan haar wil niet meer kenbaar maken, behalve met gesnik of met wanhoop.